Visie op het Onderwijs

“Text”

Het doel van het geven van onderwijs op middelbare scholen kan worden omschreven als het overbrengen van kennis aan de volgende generatie. Elke docent heeft zijn eigen visie op hoe dit kan worden bereikt. In dit verslag verwoord ik mijn integrale visie op leren, doceren en onderwijs in het algemeen. Er zijn twee veelomvattende, belangrijke thema’s die voor mij het allerbelangrijkste zijn binnen mijn visie op het onderwijs. Deze thema’s zijn de motivatie van de leerling en het geven van voldoende aandacht voor elke individuele leerling. Van deze twee thema’s zal worden uitgelegd waarom ze belangrijk zijn en hoe je met aandacht voor deze thema’s het beste uit de leerlingen kunt halen. Ook worden ze verder onderbouwd met literatuur en voorbeelden uit mijn eigen ervaring.

Het eerste thema is de motivatie van de leerling, met name het geven van externe motivatie, het stimuleren van de interne motivatie van leerlingen en hen motiveren om actief te participeren tijdens de les. Als onderdeel van mijn ideale visie op het onderwijs streef ik er naar dat mijn leerlingen gemotiveerd zijn en blijven om goed te presteren en iets nieuws te leren tijdens mijn les. Dit is belangrijk omdat motivatie ervoor zorgt dat “gedrag word gestuurd naar concrete doelen, leidt tot meer inspanning en energie, er meer initiatie is gedurende activiteiten, cognitieve verwerking verbeterd, en leidt tot verbeterde prestaties’’ (Tohidi, 2012). Motivatie en het houden van motivatie door het jaar heen beinvloed het leerprocess (Vermunt, 1999). Er zijn twee soorten motivatie: interne motivatie en externe motivatie (Ryan, 2000). Aangezien leerlingen niet altijd intern gemotiveerd zijn, hebben ze soms behoefte aan externe motivatie, die te vinden is in de omgevingsomstandigheden die de docent creëert (Tohidi, 2012). Deze omgevingsomstandigheden, ofwel een goeie werkomgeving tijdens de les, zijn dus belangrijk voor de motivatie van de leerlingen in de les om goed te presteren. Een goeie werkomgeving wordt gecreëerd door onder andere de band die een docent met zijn leerlingen opbouwt tijdens de lessen. Hierdoor kan een docent beter differentiëren, ofwel beter inspelen op de individuele leerbehoeften van de leerling, waardoor de leerlingen worden gemotiveerd. Hierdoor gaan leerlingen ook actief meedoen tijdens de les waarbij ze zich comfortabel voelen om vragen te stellen of zelfstandig aan het huiswerk te beginnen. Dat een goede band tussen de docent en de leerlingen belangrijk is, wordt in veel artikelen gemeld zoals in het artikel van (Eichholz, 2016) waarin de motivatie en betrokkenheid van leerlingen wordt behandeld. Hierin wordt uitgelegd dat motivatie en betrokkenheid van leerlingen hand in hand gaan en dat dit allemaal begint met de band die je met je leerlingen opbouwt. In dit artikel wordt ook besproken dat je leerlingen ruimte moet geven om ze intern te motiveren. Een aantal redenen waarom het opbouwen van een goede band tussen docent en leerlingen belangrijk is en de relatie van deze band met de interne en externe motivatie bij de leerlingen wordt hieronder verder uiteengezet.

Docenten kunnen met hun gedrag de werkomgeving en de motivatie bij leerlingen bepalen. In het model van interpersoonlijk leraarsgedrag worden verschillende typen van interpersoonlijk leraarsgedrag uiteengezet. Elk met een focus op verschillende sectoren (8 in totaal) zoals in bijgaande figuur te zien is (den Brok, 2011).

Een meer leidende rol van een docent stimuleert bij leerlingen de externe motivatie tijdens de les,

met name bij de leerlingen die meer begeleiding nodig hebben. Uit onderzoek blijkt dat de meeste docenten in het begin van hun carriere moeite hebben om een boven-rol te nemen in de klas. Uit de professionelen ontwikkeling van een docent blijkt overigens wel dat docenten dit snel aanleren (Brekelmans, Wubbels, & van Tartwijk, 2005). Een voorbeeld van een leidende docent is dat een docent de klas goed stil houdt tijdens hun uitleg. Echter, teveel leiding kan weer een probleem worden, omdat naarmate het gedrag steeds meer wordt beïnvloed door externe beloningen, mensen minder controle beginnen te krijgen over hun eigen gedrag en hierdoor de interne motivatie kan afnemen (Ryan, 2000). Dit is erg jammer omdat interne motivatie kan zorgen voor groei en zelfvervulling. Als docent heb je veel invloed op de motivatie van je leerlingen en zul je dus aandacht moeten besteden aan de omgeving die je als docent creëert zodat leerlingen intern gemotiveerd zullen raken. Zelf had ik een docent op de middelbare school die een slechte omgeving creëerde waardoor ik in zijn les niet gemotiveerd was. Hij kleineerde voornamelijk leerlingen in de klas die de stof niet snel tot zich konden nemen. Op een gegeven moment, als een docent langer bij een school werkt, kan de docent een reputatie opbouwen als een “vervelende of slechte leraar”. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat leerlingen misschien al niet gemotiveerd voordat ze de docent hebben ontmoet. Het is dus heel belangerijk om als docent aandacht te hebben voor de werkomgeving die je creëert in je lessen omdat dit invloed heeft op de motivatie van je leerlingen.

 

Een docent kan juist ook een zwaartepunt hebben rechtsonder in het figuur van den Brok, in de “SO begrijpend sector”, waarbij een tolerante stijl van lesgeven gehandhaafd wordt met aandacht voor differiëntiatie en dus aandacht voor de verschillende behoeften van de leerlingen. Ik denk eigenlijk dat een goede docent met aandacht voor differentiatie tevens betekent dat een docent flexibel is om een net iets andere focus te leggen in zijn leraarsgedrag voor elke leerling. Sommige leerlingen hebben nu eenmaal meer aan een docent die soms wat strenger is en meer leiding geeft, terwijl een andere leerling graag heel vrij gelaten wordt en de stof al snel goed begrijpt.

Mijn eigen ervaring vanuit het “leerling zijn” heeft mij overigens doen inzien dat het opbouwen van een goede band met de leerlingen belangrijk is. Een goeie band met je leerlingen zorgt er ook voor dat de docent minder moeite hoeft te doen om de klas onder controle te houden. Met minder moeite wordt bijvoorbeeld bedoeld dat, omdat leerlingen de docent respecteren, een docent met non-verbaal gedrag de aandacht van de leerlingen kan te krijgen. Hierdoor wordt de les niet erg onderbroken, omdat je niet door de hele klas moet schreeuwen dat een leerling stil moet zijn. Het creëren van een rustige sfeer in de klas maakt het veiliger en prettiger voor de leerlingen om de leerstof tot zich te nemen. Daarnaast betekent een betere band met de leerlingen ook vaak dat een docent de leerling beter begrijpt en een wat passievere rol kan aannemen tijdens de les, waardoor de leerlingen meer ruimte krijgen om op hun eigen leerstijl toe te passen tijdens de les, (Ruijters, 2006). Hierdoor kunnen leerlingen effectiever leren tijdens de les.
 
Een andere reden hoe ik mijn leerlingen wil motiveren is om ze actief mee te laten doen tijdens de les. Zelf vind ik het erg belangrijk dat ik als docent een goede band met mijn leerlingen heb om ze zo ook te stimuleren om actief mee te doen in mijn les. Dit houdt onder meer dat ze meer vragen durven te stellen gedurende de les als ze ergens tegen aan lopen. Als een leerling gemotiveerd is om actief mee te doen tijdens de les, zullen ze een tijdens mijn les meer kennis opbouwen dan als ze niet actief mee zouden doen. Het stellen van vragen tijdens de les is een onderdeel van het concept ‘actief-leren’: een manier van leren waarbij leerlingen dieper op de stof in gaan door betrokken worden bij het leerproces. Er zijn veel factoren in een leeromgeving waarbij actief leren kan worden gestimuleerd. Naast het stellen van vragen, houdt actief leren ook in dat de leerlingen met elkaar praten over de lesstof en dat ze de behandelde stof zelf kunnen verwoorden en herhalen (Michael, 2006). 
Ik heb geleerd dat het belangrijk is om de drempel voor het stellen van vragen zo laag mogelijk te maken zodat leerlingen gemotiveerd worden om actief vragen te stellen. Dit heb ik bereikt in mijn eerste stage waarbij ik door de klas heen liep als de leerlingen zelfstandig aan het werk waren, in plaats van voor de klas te gaan zitten. Een andere manier om leerlingen te motiveren om actief vragen te stellen tijden de les is als ze weten dat daar positief op word gereageerd. Hier gaat het dus weer over het creëren van een positieve werkomgeving en een prettige sfeer in de klas. Maar ook als er een goede sfeer hangt is het soms lastig om de leerlingen zich veilig en gemotiveerd te laten voelen om vragen te stellen. Leerlingen op de middelbare school zitten in de puberteit en vinden het vaak belangrijk wat hun medeleerlingen over hun denken. Hierdoor durven ze niet altijd meteen hun vragen te stellen te stellen, omdat ze bang zijn om dom gevonden te worden. Een vraag stellen voor de hele klas kan dan ook een grote stap zijn, vooral als de leerling hier in het verleden slechte ervaringen mee heeft gehad doordat iemand negatief reageerde. Wetende dat een docent hier goed mee om kan gaan en dat de werkomgeving goed is, kan voor de motivatie zorgen om die stap tot een vraag te stellen net iets kleiner te maken. Tevens een belangrijke bijdrage aan het creëren van een actieve werkomgeving is het toepassen van moderne technologie tijdens de les. Met een ‘Kahoot’ bijvoorbeeld kan een docent een positieve werkomgeving creëren waarbij alle leerlingen betrokken worden bij de les. Deze afwisseling van activiteit (van uitleg naar een kahoot quiz) zorgt voor diversiteit in de les en kan de leerlingen motiveren om actief mee te doen. Op het moment ben ik nu natuurlijk nog een jonge docent waarbij ik zelf veel meekrijg over de moderne technologie die mijn professoren nu ook gebruiken. Over een paar jaar, als ik geen student meer ben, zal dit niet zo zijn. Het is belangrijk voor een docent om zich te blijven verdiepen in de nieuwe technologieën aanbiedt om de lessen te verbeteren aangezien dit dus kan zorgen voor een afwisselende les waardoor leerlingen actief mee doen.
 

Daarnaast moet een docent zelf ook gemotiveerd zijn om betere lessen te geven. Er zijn veel manieren waarop een docent kan werken aan hun professionele ontwikkeling. Een docent die gemotiveerd is verdiept zich sneller in de nieuwe technologie zodat hun lessen effectiever worden. Een docent die gemotiveerd is om de beste uit zichzelf te halen kan bijvoorbeeld ook een cursus nemen, of bijvoorbeeld met andere docenten te praten over lesgeven. Ik heb aan het einde van mijn eerste stage bijvoorbeeld feedback gevraagd aan mijn leerlingen in de vorm van een anoniemen enquête.

Mijn tweede thema dat ik belangrijk vind in mijn visie op het primaire onderwijs is dat er genoeg aandacht is voor de individuele leerling. Dit thema is duidelijk gelieerd aan het vorige thema, maar ook op zichzelf erg belangrijk zodat het hier verder uitgediept wordt. Het kan namelijk best moeilijk zijn om leerlingen als individuele leerlingen te leren kennen, omdat docenten de leerlingen namelijk alleen in een klas zien. Er zijn echter veel redenen om als docent aandacht te hebben voor elke individuele leerling. Er zijn vier belangrijke redenen waarom het geven van aandacht voor elke individuele leerling belangrijk is. Het stelt de docent namelijk in staat om i) goed te differentiëren, ii) zorgleerlingen beter te helpen en begeleiden, iii) rekening te houden met verschillende culturen en iv) betere oudergesprekken te houden met de ouders van de leerlingen.

Allereerst is het belangrijk om aandacht te hebben voor de individuele leerling, omdat je anders niet goed kan differentiëren. Wanneer een docent bewust en planmatig omgaat met de verschillen van de individuele leerling, wordt er gesproken van differentiatie. Differentiëren is belangrijk. ‘Hoe beter men erin slaagt om te differentiëren tussen leerlingen, hoe hoger de pedagogische kwaliteit’’ (Bosker, 2009, pg 151). Het is voor een docent moeilijk om te ontdekken hoe je leerlingen het beste les kan geven en ondersteunen, aangezien de belangrijkste feedback die je krijgt toch de cijfers van je leerlingen zijn. Als je een leerling wil ondersteunen is het cijfer minder belangrijk dan hoe ze dit cijfer hebben gehaald. Het cijfer geeft niet aan hoe hard een leerling de test heeft geleerd en als docent kan het nog steeds lastig zijn om de leerling goed te begrijpen. Als je wil gaan differentiëren moet je eerst de verschillen tussen de leerlingen ontdekken. Er zijn heel veel manieren waarin leerlingen kunnen verschillen zoals leertempo en leerstijl, dit maakt differentiëren juist zo moeilijk.

Daarnaast is het ook belangrijk om als docent bewust te zijn van de zorgleerlingen in de klas. De docent moet zorgleerlingen goed kunnen ondersteunen. Het is daarom dus ook zo belangerijk dat de docent weet wie de zorgleerlingen zijn, zodat hij hen de juiste ondersteuning aan kan bieden. Zo zijn er bijvoorbeeld leerlingen met bijvoorbeeld dyslexie, net als ik zelf, die ook op een bepaalde manier heel goed ondersteund kunnen worden. Op de middelbare school kreeg ik zelf ondersteuning doordat ik gebruik kon maken van een laptop zodat ik de teksten of vragen kon beluisteren en ik kreeg extra tijd voor de proefwerken en examens. Pas als een docent zich er bewust van is welke leerlingen bepaalde zorg nodig hebben, kan een docent zich daarin verdiepen en de leerlingen goed ondersteunen. Deze ondersteuning kan een wereld van verschil maken voor niet alleen de academische prestaties van de leerling, maar ook zijn of haar zelfvertrouwen en emotionele ontwikkeling.

Naast de verschillen tussen de leerlingen die te maken hebben met hoe ze leren, moet een docent zich er ook van bewust zijn dat er culturele verschillen kunnen zijn in een klas. Het is naïef om alleen te denken dat we, omdat we iedereen hetzelfde behandelen, geen tijd hoeven te besteden aan de culturele verschillen in de klas bij de leerlingen. Het blijkt namelijk uit observatie-onderzoek dat leerlingen uit verschillende culturen anders naar hun docent kijken. Leerlingen met een Marokkaanse achtergrond geven hun docenten een hogere score op ‘macht/invloed’ (den Brok, 2004) en kunnen wellicht het stellen van vragen tijdens de les lastiger vinden. Daarnaast kunnen kinderen met een migratie achtergrond een minder hechte relatie hebben tussen school en thuis. Dit verbaast mij niet aangezien hun ouders soms in een ander land naar school zijn gegaan, en hun middelbare schoolervaring dus heel anders kan zijn dan die van hun kinderen in Nederland.  Daarom is het in multiculturele klassen extra belangrijk om een goede relatie tussen docent en leerling te bewerkstelligen enorm een veilige leeromgeving te maken. Dit kan worden bereikt door bijvoorbeeld korte gesprekken met leerlingen te hebben binnen en buiten het klaslokaal en goed te luisteren naar de leerlingen.

Een docent ziet soms de klas als één geheel. Pas als er ook aandacht is voor de individuele leerling, kan de docent een goed gesprek hebben met de ouders. Zelf ging ik vroeger ook altijd mee naar mijn oudergesprekken, maar nu ga ik aan de andere kant van de tafel zitten en de docent zijn. In het artikel (Den Brok, 2012 pagina 11) verteld een docent over zijn ervaring tijdens een oudergesprek. Hij vertelt dat er niet alleen gesproken moet worden over de cijfers en het rapport, maar dat er vooral ook aandacht moet worden besteed aan eerst een connectie met de ouders te maken door bijvoorbeeld een compliment te geven over hun kind en daarna te bespreken hoe we het beste uit het kind halen. Het komt er op neer dat er dus niet alleen naar het rapport moet worden gekeken, maar dat er ook een persoonlijk gesprek plaatvindt en er aandacht is voor de gehele ontwikkeling van de leerling als uniek individu.

Concluderend zijn er twee aanverwante hoofdthema’s die voor mij het allerbelangrijkste zijn voor mijn visie van het onderwijs: motivatie van de leerling en voldoende aandacht voor elke individuele leerling.  Het is duidelijk dat beide thema’s enorm met elkaar verweven zijn. Het is belangrijk om aandacht te hebben voor de leerling als individu zo zodoende de juiste leerstijl te gebruiken tijdens de les. Hierdoor kan de beste werkomgeving gecreëerd worden en een goede balans tussen externe en interne motivatie bewerkstelligd worden waardoor de leerling optimaal functioneert.